Flanel

Flanel is een geweven stof van los gesponnen garens en van verschillende fijnheid. Oorspronkelijk werd flanel gemaakt van gekaarde wol of kamgaren. In de twintigste eeuw deden mengsels van zijde en katoen hun intrede als grondstof voor flanel. Om extra zachtheid te creëren kan flanel aan één of beide zijden geborsteld worden. Als het flanel niet opgeruwd is, krijgt het zijn zachtheid door het los gesponnen garen in zijn geweven vorm.

Welsh katoen

De oorsprong van het woord is onzeker, maar een Welshe oorsprong is gesuggereerd omdat stof vergelijkbaar met flanel terug te voeren is tot Wales, waar het al in de 16e eeuw bekend was. De stof heette ‘Welsh katoen’ en was,  in tegenstelling tot zijn naam,  een grof wollen materiaal. De enige overeenkomst met flanel was het gepluisde oppervlak.

Flanel wordt al sinds de 17e eeuw gemaakt en verving geleidelijk de oudere grove wollen Welshe stof. Door de verspreiding van kaardmolens in de 19e eeuw kon de productie van flanel uitgebreid. Als gevolg van de kwaliteit van de ruwe wol die werd gebruikt was het karakter en de zachtheid van de stof per gebied verschillend. De verscheidenheid in tinten werden verkregen door het mengen van witte, blauwe, bruine en zwarte wol in verschillende verhoudingen. Dankzij kleurstoffen is flanel er tegenwoordig in alle kleuren.

Tartans, dekens en lakens

In de 20e eeuw werden in de sport flanellen broeken populair. Met name bij cricket waar ze tot het einde van de jaren zeventig op grote schaal werden gedragen. Tegenwoordig wordt flanel vaak gebruikt om tartans, dekens, lakens en nachtkleding te maken. Een overhemd gemaakt van stof met een grove ruit wordt vaak flanellen hemd genoemd. Dit is alleen juist als het hemd van flanellen stof gemaakt is. Het gaat om het materiaal en niet om het patroon van de stof.